Gepubliceeerd op: 06/10/2018
Jan Fabre, trial by media: de kus van het vermoeden van schuld
Een jaar geleden was daar 'Me Too'. Touch in de Verenigde Staten, go over heel de wereld. De beweging is in België terug aan zet na de zaak ‘De Pauw', met kunstenaar Jan Fabre. De hashtag is een positief verhaal voor de slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De beweging brengt echter ook een aantal minder onschuldige gevolgen met zich mee.
#MeToo is een digitale schandpaal, kopt de Telegraaf... De beweging maakt het voor slachtoffers mogelijk om openlijk te spreken over hun persoonlijke ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Slachtoffers groeperen zich; hun aanklachten worden door de media opgevangen. De verhalen worden echter ook blindelings overgenomen en leiden tot publieke verontwaardiging. Maar ook een openlijke veroordeling van de persoon in kwestie, terecht of onterecht. Het proces lijkt al gevoerd. Het vermoeden van onschuld wordt achteloos een vermoeden van schuld, en sommige commentatoren vinden dit niet eens erg. Eigen aan de tijd luidde het in De Afspraak (Canvas). De rechtswereld op zijn kop.
Vermoeden van onschuld versus journalistiek
Het vermoeden van onschuld is een essentieel onderdeel van het recht van verdediging. 'Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.' Het algemeen rechtsbeginsel ligt onder meer vervat in het EVRM.
Het vermoeden van onschuld impliceert onder meer dat de beklaagde een recht op tegenspraak heeft, maar ook dat de rechter zich onpartijdig opstelt. Bovendien is het vermoeden van onschuld niet alleen een beginsel dat het gerechtelijk apparaat in acht moet nemen, maar ook onder meer journalisten dienen zich hieraan te houden. Evident leveren aanklachten tegen bekende personen sappige titels op en voorpagina's, maar de kracht van het woord is niet te onderschatten. Berichtgeving door de pers moet steeds uitgaan van het vermoeden van onschuld zonder dat moet worden ingeboet aan nieuwswaarde. De combinatie van nieuwswaarde en respect voor het vermoeden van onschuld is geen sinecure. In de zaak Fabre is gebleken dat dit een zorgvuldigheid vergt die sommige media niet aan de dag kunnen brengen. De persoon Fabre is aan de publieke schandpaal genageld.
Geen proces voor het proces
De persoonlijke gevolgen van enorme media-aandacht kunnen niet worden onderschat. Indien de aanklachten leiden tot een strafprocedure, en enigszins gegrond zijn, beschikt de strafrechter over de mogelijkheid om bij de straftoemeting rekening te houden met de media-aandacht waarmee de betrokkene te kampen kreeg. De negatieve aandacht kan in sommige gevallen dan ook worden beschouwd als een persoonlijke sanctie.
De publieke veroordeling van een persoon kan echter zover gaan dat zelfs de rechter niet langer objectief, onafhankelijk en onpartijdig kan oordelen. Daardoor kan het recht op een eerlijk proces in het gedrang komen. Het gerecht zal in deze zaak moeten oordelen, zonder het gepubliceerde in haar oordeel te betrekken. De rechter moet in staat zijn zich hierboven te stellen, gezien het vermoeden van onschuld het kloppende hart vormt van een eerlijk proces. Dit geldt niet alleen voor de persoon Jan Fabre, maar voor iedereen en ongeacht de vermeende inbreuk. Of het nu gaat over grensoverschrijdend gedrag, sociale dumping of nog enig milieumisdrijf,...