Gepubliceeerd op: 10/12/2017
Het concurrentiebeding, putting a spell on you
De geldigheid en draagwijdte van concurrentiebedingen moeten conform de vrijheid van ondernemen worden beoordeeld. Opdat een concurrentiebeding overeenstemt met de vrijheid van ondernemen volstaat het niet dat dit beding de mogelijkheid van de schuldenaar om door zijn beroepsbedrijvigheid in zijn behoorlijk levensonderhoud te voorzien niet ernstig in het gevaar brengt. Het Hof van Cassatie brengt de geldigheidsvereisten van een concurrentiebeding in herinnering.
"I put a spell on you, because you're mine. You better stop the things that you're doin'." De vrijheid van ondernemen is één van de belangrijkste beginselen waarop onze maatschappelijke sociaal-economische ordening berust. Het principe beruste meer dan twee eeuwen lang op het art. 7 van het decreet D'Allarde van 2 en 17 maart 1791, thans art. II.3 WER. Volgens art. II.3 WER, in voege sinds 12 december 2013, is "iedereen vrij om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen."
De betovering van Creedence Clearwater Revival wordt gebroken door de vrijheid van ondernemen. Een concurrentiebeding is strijdig met het principe van ondernemen wanneer het onbeperkt is in activiteit, in tijd en/of ruimte. Alleen activiteiten die direct concurrerend zijn kunnen worden uitgesloten en enkel voor de tijd die noodzakelijk is voor de doelstelling die het beding nastreeft.
In 2015 bevestigde het Hof van Cassatie dat ieder beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, nietig is (Cass. 23 januari 2015, C.13.0579.N; Cass. 25 juni 2015, C.14.0008.F). De werking van het beding moet beperkt zijn tot een exact omlijnde regio die qua omvang redelijk is voor het geval.
Het concurrentiebeding moet daarenboven ook zijn getuigen van een rechtmatig belang van de schuldeiser en niet verder reiken dan noodzakelijk om dat rechtmatig belang te beschermen. Het concurrentiebeding moet noodzakelijk zijn voor de bescherming van de contractspartij in wiens voordeel het beding is opgenomen. Er is een vereiste van proportionaliteit.
Het Hof van Cassatie oordeelde op 14 september 2017 (C.16.0354.N) dat het feit dat de appelrechter niet hebben nagegaan of de territoriale beperking van het concurrentiebeding niet verder reikte dan noodzakelijk om de concurrentie tegen te gaan en dienvolgens een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid inhoudt, hun beslissing niet naar recht velden.
Voor wie er dus mag aan twijfelen, het concurrentiebeding mag enkel betrekking hebben op activiteiten die de activiteiten van de schuldeiser kunnen beconcurreren en beperkt blijven tot het geografische gebied waarin de schuldenaar de schuldeiser effectief concurrentie kan aandoen. Het beging mag ook enkel gelden tijdens de periode waarin de schuldenaar over een bijzonder concurrentieel voordeel beschikt.